In Kristinehamn staat een van de grootste sculpturen ter wereld van Pablo Picasso. Hoe de sculptuur van de in Malaga (Spanje) geboren kunstenaar daar terecht gekomen is, is toeval.
Het hele verhaal begint op een stoffige zandweg in de late jaren vijftig van de vorige eeuw. Bengt Olsson, een kunstenaar uit Kristinehamn, ontmoette daar toevallig de Noorse kunstenaar Carl Nesjar. Carl Nesjar was net begonnen met experimenteren met een nieuwe betonsoort. Picasso die gefascineerd was door de mogelijkheden van beton was daarom met hem gaan samenwerken. Picasso en Carl waren begonnen aan een reeks sculpturen en schilderijen genaamd “Les dames de Mougins” met de vrouw van Picasso, Jacqueline, als thema.
De sculptuur in Kristinehamn is 15 meter hoog. De pilaar heeft een diameter van 1,65 meter en de beide “vleugels” zijn 6 bij 4 meter. Een vleugel weegt ongeveer 8 ton. Het werk is uitgevoerd in natuurbeton. Dit is beton waarbij een vorm gevuld wordt met stenen en er daarna wit cement tussen gespoten wordt. De decoratie op het kunstwerk is gezandstraald.
In het atelier van Nesjar bekeek Olsson een kartonnen model uit de serie “Les dames de Mougins” en Nesjar zei dat hij dat in het echt kon maken voor 150.000 kronen. Olsson zag in dat dit een unieke kans was en overtuigde de gemeenteraad in Kristinehamn ervan om het kunstwerk te laten realiseren. Het idee om de sculptuur in Kristinehamn te plaatsen werd aan Picasso verkocht met foto’s en muziek om de juiste sfeer te schetsen. Picasso antwoordde met een foto van de plaats waar het kunstwerk moest komen te staan, waar hij alleen maar “Oui, Picasso 7.7 1964” op had geschreven.
De toestemming van Picasso was er en Carl Nesjar kon met de bouw beginnen. Op midsommarafton 1965 werd de sculptuur ingewijd. Picasso volgde de werkzaamheden van Carl Nesjar door filmopnames, hij heeft het werk nooit in het echt gezien. Sinds 1965 hebben echter velen het werk bekeken en er wat van gevonden.