Als je door Zweden rijdt zie je vele schuren en schuurtjes. Soms behoren ze overduidelijk bij een boerderij, soms lijken ze willekeurig in het landschap te staan. Daarnaast ziet de ene schuur er net weer wat anders uit dan de andere en je vraagt je af waarom dat zo is.
Een gewone schuur heet in het Zweeds “ladugård” en diende als stal of opslagplaats van gereedschap en veevoer. Hout is in Zweden in ruime mate beschikbaar en daar waar men een schuur nodig had werd die gebouwd. Een schuur werd niet volgens plan gebouwd, men bouwde gewoon iets dat groot genoeg was. Was er meer ruimte nodig, dan bouwde men er een stuk aan of een nieuwe schuur ernaast. Huizen en schuren stonden nooit dicht bij elkaar zodat niet de hele boerderij verloren ging als er ergens brand uitbrak. Welgestelde boeren lieten hun schuren schilderen met de traditionele rode verf, faluröd. Deuren en luiken werden geteerd. In het begin hadden ze een lichtbruine kleur, maar door weer en wind kleurden ze uiteindelijk zwart. Was er geen geld voor verf dan liet men het hout onbehandeld waardoor het in de loop der tijd grijs kleurde.
Had een schuur een speciale functie dan noemde men de schuur naar die functie. Zo werd een schuur waar vee in stond, stall of fähus (letterlijk veehuis) genoemd, wat weer verbasterde naar “fjäs”, “fjås” of “fjös”. Werd er hout opgeslagen dan werd het een vedbod, houthok, genoemd. Gereedschap werd bewaard in een redskapsbod, gereedschapshok. De meeste schuren bestaan gewoon uit vier muren en een puntdak. De härbre en de loftbod hebben daarentegen een bijzonder uiterlijk.
De härbre valt op doordat het een schuur is die op poten staat en wordt ook wel stolpbod, häbbare of häbbre genoemd. Deze schuurtjes werden gebruik als opslag voor levensmiddelen, kleding of gereedschap. Soms heeft een härbre twee of drie verdiepingen waarbij de bovenste voornamelijk in de zomer als slaapkamer gebruikt werd. Doordat een härbre op poten staat is deze goed bestand tegen vocht en ongedierte kan er niet gemakkelijk naar binnen. De constructie van een härbre is robuust zodat deze veel weersinvloeden kan doorstaan en staat er vaak nog als de oorspronkelijke boerderij al lang verdwenen is. De sami bouwden een bijzonder variant van de härbre, de njalla, die op slechts een poot stond.
De loftbod valt op doordat het een schuur is die uit twee verdiepingen bestaat waarbij de bovenverdieping terug valt en er een overdekte galerij ontstaat. De bovenverdieping werd bereikt door een trap aan de buitenkant. Vanaf de galerij kon je een aantal opslagruimtes bereiken waar meestal kleding werd bewaard. In de zomer waren er slaapplaatsen die gebruikt werden door arbeiders. De benedenverdieping werd gebruikt voor het opslaan van meel, gedroogd en gezouten voedsel etc.
En dan is er naast de ladugård, härbre, loftbod, vedbod het allerkleinste huisje: de utedass. De utedass, het buitentoilet, was een klein gebouwtje met daarin een bankje waarin een of meerdere gaten gezaagd waren en waar iedereen zijn behoefte deed. Alles viel op de grond en als de “hoop” te groot werd, werd het gebouwtje gewoon verplaatst. Dat de utedass net iets verder weg stond dan de andere schuurtjes had niet alleen te maken met brandgevaar…
Dit artikel van ons verscheen eerder in de voorjaarseditie 2021 van Nordic Magazine.